Labyrinth

Goed. Men neme het wervelende avontuur van The Wizard of Oz, het in hallucinogene middelen gedoopte droomsprookje Alice in Wonderland, het ongrijpbare van Franz Kafkas Het slot, de complexe modellen van M.C. Escher en de androgyne zanger/acteur/buitenaardse verschijning David Bowie, gooit dit alles in een magische bol, schudt de magische bol zoals er nog nooit een magische bol is geschud en kruid het geheel af met glamrock en elvenstof. Dit is, denk ik, de beste samenvatting van Labyrinth, een maffe cultklassieker van poppenmeester Jim Henson.

Het is ook nog eens meegeschreven door wijlen Terry Jones, ooit lid van de wereldberoemde komediegroep Monty Python. Reken dus op veel poppen, buitenissige speciale effecten en merkwaardige humor. Sarah (Jennifer Connelly in één van haar eerste rollen) heeft geen gemakkelijk leven. In plaats van plezier maken moet zij noodgedwongen passen op haar halfbroertje.

Sarah wenst dat de Goblinkoning ten tonele verschijnt om de baby mee te nemen. Nauwelijks heeft zij de wens uitgesproken, of plots staat daar Goblinkoning Jareth, gespeeld door Bowie. Het moment dat hij er is, is er geen ontkomen meer aan. Je moet naar hem kijken.

Vanaf dat moment heeft Labyrinth een broertje dood aan plot en gaat het over pratende wormen, bijtgrage elfjes, verraderlijke goblins, dove deurklinken en eeuwig stinkende moerassen. En Bowie natuurlijk. Met zijn elastische strot, glazen bollen waarin dromen zichtbaar worden, bos blonde haren en… Laat ik er maar naar verwijzen als zijn “andere bol”. Je zal wel begrijpen wat ik bedoel. De, ehm, “bobbel” komt vrij prominent in beeld.

Voor een film uit 1986 is het razend knap hoe al die poppen over de set lopen. Ik had het gevoel naar echte monstertjes te kijken, ontsproten uit de fantasie van Henson. Het moet een akelig preciesiewerkje zijn geweest om met die poppen te werken. Het betaalt zich wel uit, want Labyrinth roept met gemak een fantastische wereld op waarin eigen wetten gelden.

Het nadeel van Labyrinths aankleding is dat de piepjonge Connelly (ten tijde van de opname nog maar zestien jaar) niet bestand is tegen de overweldigende decors, het duizelingwekkende kleurgebruik en de hoeveelheid effecten. Bowie kan slaapwandelend nog een overtuigende spelprestatie neerzetten, Connelly moet echt worstelen om zich staande te houden in Hensons wondere wereld. Daarbij gaat haar mantra “its not fair!” op de zenuwen werken en had de scène in het stinkmoeras ook wel wat korter gemogen.

Dit wordt ruimschoots gecompenseerd met de sfeer. Labyrinth is de droom die je dieper en dieper in je onderbewustzijn laat glijden. Soms word je nog een glimp van de realiteit gegund, de wereld boven het droomoppervlak, algauw trekt de droomlogica je weer aan je voeten naar beneden.

Dat heeft iets aangenaams, als zweven door verschillende universums, tegelijkertijd voel ik ook dreiging. Wat als Sarah permanent in deze droomwereld zwerft en de realiteit niet meer terugvindt? Alice kwam weer terug. Hetzelfde gold voor Dorothy. Van Sarah durf ik het niet te zeggen.

Labyrinth vraagt je om te vertrouwen op gevoel in plaats van verstand. En om een oogje dicht te knijpen voor de schoonheidsfoutjes. In dat geval staat je, net als Sarah, een verknipte reis met Bowie te wachten.

Regie: Jim Henson. Met: Jennifer Connelly en David Bowie

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.