Living

Ik had geen enkele verwachting bij Living, de losse remake van Akira Kurosawa’s Ikiru. Wiliams, een man van middelbare leeftijd, krijgt te horen dat hij terminaal ziek is. Hij besluit om alles uit het leven te halen. Klinkt als een verhaaltje dat al honderden keren is verteld. Ik was het liefst naar iets anders gegaan, maar de films waar ik vol verlangen naar uitkijk komen later uit. Omdat er op de door mijn gewenste tijden weinig anders draaide besloot ik, met een vleugje tegenzin, evengoed een kaartje voor Living te halen.

De eerste verrassing: met zijn dromerige beelden zet de film best een aardige sfeer neer. De tweede verrassing: niet hoofdpersoon Williams, maar de kersverse ambtenaar Peter Wakeling wordt als eerste geïntroduceerd. Hij heeft een baantje op het stadhuis en kan zich iedere dag door papiertorens worstelen, vergunningsaanvragen goedkeuren en verdwalen in de labyrintische bureaucratie van het stadshuis.

Ik ga bijna denken dat Living een smakelijke satire op de stugge ambtenarij wil presenteren, als eindelijk Williams in beeld verschijnt. Een bescheiden man, vastgeroest in het radarwerk van een ongrijpbare wereld vol principiële types. Hij doorloopt iedere dag de papiermolen en volgt braaf de routine. Tot hij te horen krijgt dat de man met de zeis hem over een paar maanden komt halen.

In een Hollywoodfilm wordt dan vol goede moed de bucketlist erbij gehaald, zodat de protagonist zijn of haar wensen één voor één weg kan strepen. Living neemt een andere afslag en stelt een eenvoudige doch scherpe vraag: wat als iemand niet weet hoe dat moet, “leven”?

Nou, simpel, toch? Dat moet groots worden aangepakt. Maar ook daar neemt Living een afslag. Williams moet niets hebben van losbandigheid en spuwt de smaak ervan uit. Dan resteert de vraag, wat als iemand helemaal niet meer zo groots hoeft te leven? Ook dat is nogal dwars, want in de gemiddelde Hollywoodfilm wordt toch alles uit de kast getrokken voor een knallend einde.

Living trekt zich daar helemaal niets van aan. Williams slentert door, laat de situatie een beetje inzakken, en dan blijkt het antwoord kinderlijk eenvoudig. Het is iets dat verder niets betekent, maar voor Williams alles is: zitten op een schommel terwijl hij zachtjes zingt en intussen wordt ondergesneeuwd. Geen drank of sensueel dansende vrouwen. Gewoon alleen op een schommel zitten.

Dit is, denk ik, wat de film voor mij zo sterk maakt. In plaats van voorspelbaar melodrama houdt Living het verhaalverloop klein. Ingetogen. Menselijk. De emoties worden niet over-geregisseerd. Zie bijvoorbeeld de scène waarin Williams zijn piepjonge collega Margaret Harris vertelt over zijn ziekte. Geen emotionele muziek. Geen theatraal gedoe. De twee personages laten hun verdriet zuinig naar buiten druppelen. Je moet het als kijker simpelweg zelf oppikken en ervaren, in plaats van dat je wordt verteld hoe je je moet voelen.

Wat ben ik blij evengoed voor deze film te hebben gekozen. Het is een prachtig portret over een man in zijn laatste dagen, verteld zonder grootse gebaren. Living overtrof absoluut mijn lage verwachtingen.

Regie: Oliver Hermanus. Met: Bill Nighy en Aimee Lou Wood

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.