Ik kwam een zin tegen van Peter Buwalda: “Als een boomer plofte ik met rollend oogwit op de bank.” Het komt uit zijn Volkskrant-column van 28 september. Stilistisch doet het mij sterk denken aan de barokke schrijfstem van A.F.Th. van der Heijden. Ik beschouw Buwalda als de onofficiële opvolger van van der Heijden, dus vandaar die associatie.
Maar dat terzijde.
Het gaat mij specifiek om het stukje “(…)met rollend oogwit(…).” Ik heb nooit geweten dat oogwit kon rollen. Het oog wel. En dan wordt het oogwit zichtbaar. Maar sinds wanneer kan dat oogwit zélf in beweging komen? Of heeft Buwalda een aandoening waardoor zijn oogwit spontaan begint te rollen? Lijkt mij vrij pijnlijk.
Volgens mij is Buwalda een bekroonde bestsellerschrijver die nu hard werkt aan het vervolg op Otmars Zonen (hoogst vermoedelijk gaat het nog wel even duren voordat dat vervolgdeel verschijnt, want Buwalda is een perfectionist die blijft schaven) en daarnaast schrijft voor diverse bladen.
Niet dat dat zoveel zegt. Maar van iemand die zoveel schrijft (en werkzaam is geweest als redacteur) verwacht ik een zorgvuldigere formulering. Op zijn minst een mooiere. Want ik weet heus wel wat hij bedoelt, met zijn “rollend oogwit”. Het staat er alleen zo… gekunsteld. Onnodig versierd. Als Buwalda de interessantdoenerij achterwege had gelaten, was er een veel betere zin uit zijn schrijfkoker gekomen. Zeker weten.
Ik vraag mij trouwens toch nog af: zou van der Heijden deze zin niet gewoon weg hebben gegooid?
Je kan mij volgen via Facebook, X, Instagram en Letterboxd.