Soms heb ik de plotse behoefte mij weer eens ergens op te storten. In dit geval Blauwe Maandagen, het debuut van Arnon Grunberg en dé literaire hype van 1994. Het boek werd beschouwd als de aankondiging van ‘s-Nederlands nieuwe schrijfbelofte. Door de jaren heen heb ik meerdere pogingen gedaan om het boek te lezen, na een paar pagina’s gaf ik het op.
Tot nu.
Het gaat mij in het bijzonder om het hoofdstuk Walk like an egyptian. Grunberg (dan nog geen twintig jaar) moet zorgen voor zijn invalide vader en heeft intussen zijn handen vol aan zijn theatrale moeder en de nieuwe verpleegster. Naarmate de bizarre situatie zich ontvouwt zie ik Grunberg voor wat hij eigenlijk is: een fantastische komedieschrijver. Komedie van het wrange soort, waarin tragiek en licht absurdisme hand in hand gaan.
In tegenstelling tot de anekdotische en de van de hak op de tak springende stijl van Blauwe Maandagen, is Walk like an egyptian een strakke compositie, met dialogen die langs elkaar heen schuren. Grunberg aanschouwt de idioterie van een afstandje. Terwijl zijn vader zich vergrijpt aan de verpleegster en “geil varkentje” blijft zeggen, zoekt Grunberg naar alcohol om de ondraaglijke zotheid te verdragen.
Is Grunberg in zijn andere boeken ook zo absurdistisch? Ik kan mij dat wel nog herinneren van Figuranten en De Geschiedenis van Mijn Kaalheid. Maar bijvoorbeeld Gstaad 95-98 en Tirza blinken uit in psychologische horror. Blauwe Maandagen is ook vlijmscherp, het is nog niet zo intens en naargeestig als later schrijfwerk.
Ik vind de lof van destijds nog steeds erg overdreven. Toch moet ik toegeven dat ik Grunbergs debuut best grappig vind.
Je kan mij volgen via Facebook, X, Instagram en Letterboxd.