Orson Welles had in 1938 H.G. Wells’ The War of the Worlds al bewerkt voor de radio (met massahysterie tot gevolg), in 1953 nam regisseur Byron Haskin de roman onder handen voor een filmbewerking. Het medium stond wat betreft speciale effecten toen nog behoorlijk in de kinderschoenen, toch leverde Haskin een sfeervolle en beklemmende rampenfilm af. Op de planeet Mars, zo wordt ons in het begin verteld, leeft een buitenaards ras dat uitkijkt naar een nieuwe thuishaven. Na lang zoeken valt de keuze van de “Martians” op aarde. Door het magnetische schild van hun schepen valt wereldwijd de stroom weg.
Telefoons, horloges, kompassen, niets functioneert meer. Het leger wordt ingeschakeld, journalisten verzamelen zich om verslag te doen van het historische evenement. De niewsgierigheid slaat om in massale paniek als de bezoekers van een andere wereld geen interesse hebben in vrede. Met dodelijke laserstralen vernietigen ze alles wat op hun pad komt en pogen ze de aarde over te nemen.
The War of the Worlds zou met zijn knullige effecten nu als een oubollige of zelfs amateuristische sciencefiction beschouwd kunnen worden. Tegenwoordig kan de wereld op verbluffende manier de vernieling in worden geholpen. Toch staat deze sciencefiction na liefst negenzestig jaar nog fier overeind. Niet omdat de effecten nog overtuigen, maar omdat Haskin dieper boort dan alleen Wells’ naargeestige verhaal.
Ten eerste maakt koppelt de regisseur het boek met de eerste twee Wereldoorlogen. Letterlijk, want hij opent met archiefbeelden van deze bloedige periodes. De maatschappij kende in de jaren vijftig een relatief korte tijd van vrede, ik kan mij heel goed voorstellen dat de bevolking nog altijd worstelde met paranoia en angst. Die twee emoties keren in al hun hevigheid terug in deze film. Wie is de onbekende en mysterieuze vijand? Of vriend? Heeft de mens hier te maken met een nieuwe tegenstander? Zal er opnieuw strijd uitbreken? Gaat er een Derde Wereldoorlog uitbreken? Je zou het bijna vermoeden als de Marsmannetjes wereldwijd bloedbaden veroorzaken.
Je zou kunnen beargumenteren dat de ruimtewezens symbool staan voor de posttraumatische stress waar de maatschappij nog onder gebukt ging. Haal de sciencefiction weg en The War of the Worlds wordt een krachtige parabel over de vrees voor oorlog. Op die manier smeedt Haskin een sterke laag die de film ook jaren later nog urgent maakt.
Daarnaast is er een opvallende rol voor religie. Terwijl de tanks klaarstaan om de buitenaardse gasten terug te schieten naar waar ze vandaan kwamen, loopt een priester kalmpjes en citerend uit de Bijbel naar de vreemde bezoekers. Later, als de Apocalypse zich heeft voltrokken, vormt de Kerk het ultieme toevluchtsoord. Ik kan dit thema lastiger duiden. Had Haskin iets met religie? Of heeft het simpelweg te maken met de tijdsgeest waarin The War of the Worlds is gemaakt?
Haskin gebruikt het bronmateriaal als beschouwing over een wereldwijde ramp. Hij onderzoekt de hypothese van een buitenaardse invasie, laat stap voor stap zien wat er in zo’n geval zou kunnen gebeuren. Ik zie The War of the Worlds als een intelligente rampenfilm, een studie naar hoe de mens kan reageren op een dergelijke gebeurtenis. Precies daarom is het ook nu nog een meeslepende ervaring. En dat het boek zich nog steeds prima leent voor een verfilming, bewees Steven Spielberg in 2005.

Regie: Byron Haskin. Met: Gene Barry en Ann Robinson
Een gedachte over “The War of the Worlds”