In de Mojavewoestijn krijgt een koppel ruzie. De vrouw, Jasmin Münchgstettner (Marianne Sägebrecht), verlaat stante pede haar partner (Hans Stadlbauer met een vuurrode kop) en strompelt met haar koffer door de verschroeiende hitte tot zij op het krakkemikkige motel van Brenda (CCH Pounder) stuit. Brenda, die daarvoor ook ruzie had met haar partner, neemt Jasmin eens goed in haar op. Wat doet deze merkwaardige gast in haar motel? Is zij wel bij het juiste adres? Brenda vraagt Jasmin of er geen taxi nodig is om haar thuis te brengen, Jasmin wil per se hier blijven. Brenda haalt haar schouders op.
Op het eerste gezicht is het een gewone scène, waarin de setting en de twee hoofdpersonages worden geïntroduceerd. Twee vrouwen die elkaar door toeval ontmoeten en elkaars levens zullen beïnvloeden. Simpel. Desondanks zit dit segment mij dwars. Er wringt iets, klopt niet helemaal. Leuk dat Jasmin besluit om in het Bagdad Cafe te blijven, maar waarom zou zij eigenlijk? En wat is de reden van Brenda’s achterdocht? Zou zij niet iedere gast met open armen moeten ontvangen?
Ik wil ook graag weten waar Brenda’s achterdocht vandaankomt. Zij houdt met argusogen de argeloze Jasmin in de gaten en ziet met afschuw toe hoe Jasmin het motel een flinke opnknapbeurt geeft. Zelfs het snoer van de telefoon wordt in de sop gezet. Wat doet Brenda? Zij grijpt een geweer en kijkt Jasmin doordringende aan. Hoe haalt Jasmin het in haar hoofd om zomaar schoon te maken? Ja. Inderdaad. Hoe durft een gast de helpende hand toe te steken? Jasmin wordt gemaand alles spullen weer terug te leggen waar ze oorspronkelijk stonden.
Wat ik kortom erg mis bij deze vrouwen zijn heldere motivaties. Ik begrijp nog wel dat Brenda Jasmin beschouwt als ergerlijke bemoeial, zij schiet wel sterk door in het wantrouwen. En wat bezielt Jasmin om het aanbod van een taxi af te slaan? Als ik zou moeten kiezen tussen terug naar huis of in de woestijn blijven slapen, dan zou ik het wel weten. Zij heeft hier niets meer te zoeken dan een gebroken hart. In het geval van de taxi zou Bagdad Cafe geen bestaansrecht hebben, een beetje meer scherpte had wel gemogen.
Andere critici waren zeer lovend over Bagdad Cafe. Er gebeuren gewoon dingen in dit verhaal. Puur omdat ze gebeuren. Omdat de regisseur, Percy Adlon, dat wil. Dat kan wel zo zijn, maar van een film verwacht ik echt meer dan dat. Dingen gebeuren niet omdat ze gewoon gebeuren, maar omdat de regisseur een bepaalde bedoeling heeft.
Sterker nog, ik geloof ook absoluut dat er een bedoeling is. Geen enkel personage laat zich goed doorgronden, ze maken wel hun eigen ontwikkeling door. Jasmin vindt in het motel haar surrogaatfamilie, Brenda ontdooit en sluit haar nieuwe gast in het hart. De twee zetten zelfs een heuse goochelshow op poten waar publiek op afkomt. Het motel veegt het woestijnstof van zich af en opent zijn deuren.
De woestijnsfeer die Adler oproept is ook erg lekker. De liters zweet, het zand dat overal tussenkomt, die onhoudbaar brandende zon. Bagdad Cafe is ingekleurd met veel geel en oranje, om zo het cachet van de woestijn te kopiëren. Adlon zorgt er wel voor dat de achtergrond tot leven komt. Als je jarenlang in die hitte zit en je zaken niet goed lopen, kan ik mij voorstellen dat het humeur op den duur aanbrandt. Misschien dat Brenda daarom zo om zich heen bijt.
Ik sta dus niet alleen te azijnpissen, Bagdad Cafe is echt wel de moeite waard. Maar ik vind dat het op een wankel fundament steunt. Eén zuchtje en dat fundament breekt, met als gevolg dat alles weg wordt geblazen in de woestijnwind. Zoals ik al aangaf, een beetje meer scherpte zou de film, en met name de personages, goed hebben gedaan.

Regie: Percy Adlon. Met: Marianne Sägebrecht en CCH Pounder