Net voor alle deuren weer dichtgingen had ik nog een filmavondje met mijn beste vrienden. Het dit jaar uitgekomen Willy’s Wonderland, waar ik helemaal niets van afwist, behoorde tot de keuzes van de avond. Schmierkoning Nicolas Cage speelt de hoofdrol. Hij had zijn grillige carrière weer glans gegeven met Pig, wie weet wat hij hier zou doen. Willy’s Wonderland was een kwartiertje bezig toen het ons opviel dat Cage nog geen woord had gesproken. Hij zei niets, tot groeiend ongemak van de andere personages. Op wat gezucht, gekreun en gegrom na bleef zijn naamloze personage stil.
We besloten het scherp in de gaten te houden. Cage moest toch iets gaan zeggen, op den duur? Na twintig minuten: niets. Een half uur: Cage hield zijn lippen stijf op elkaar. Na ruim drie kwartier concludeerden wij dat er geen woord aan dialoog voor hem was geschreven. Of wel…? Zou hij het daadwerkelijk volhouden om krap anderhalf uur zijn mond te houden?
Nog opvallender is dat hij zonder een woord zijn hypnotiserende schermaanwezigheid behield. Alhoewel, opvallend? Cage behoort tot de meest intense acteurs van zijn generatie. Met zo’n sterk en intimiderend charisma zou hij geen tekst nodig moeten hebben om te kunnen acteren. Het was soms of hij Willy’s Wonderland als acteeruitdaging zag, om te testen of hij het zonder iets te zeggen zou redden. Wat dat betreft is zijn missie geslaagd.
Willy’s Wonderland lijkt nog het meest op een kort verhaal dat Stephen King in een melige bui zou schrijven.
Maar het gaat niet alleen om Cage. Willy’s Wonderland doet ook heel erg zijn best om een verhaal te vertellen. Of wat daarvoor mag doorgaan. Ergens in een dorpje staat een verlaten restaurant vol animatronics, van die robotpoppen die met het publiek interacteren. Cage, die een flinke voorraad blikjes frisdrank bij zich heeft die hij gedurende de film naar binnen tikt, wordt aan de rand van dit dorpje getroffen door autopech. De automonteur doet hem een voorstel. Als hij het restaurant schoonmaakt mag hij tijdens de reparatie daar overnachten.
Cage vindt het prima en gaat aan de slag. ‘s Avonds krijgt hij bezoek van een groepje tieners die het restaurant willen vernietigen. De robotpoppen blijken namelijk bezeten en dorsten naar bloed. Wie Mandy heeft gezien weet dat Cage geen probleem heeft met vuil aan zijn handen. Zoals Liv (Emily Tosta) zegt: “He’s not trapped with them, they are trapped with him!” Voor die schattig aangeklede robotpoppen zal het, met Cage als tegenstander, nog een lange nacht worden.
Willy’s Wonderland lijkt nog het meest op een kort verhaal dat Stephen King in een melige bui zou schrijven. Ik stel mij zo voor dat hij het achteraf schouderophalend in de prullenbak gooide. Scenarist G.O. Parsons haalde de verfrommelde blaadjes uit de prullenbak, streek ze glad en maakte het verhaal zich met een vette grijns eigen. Daarna zijn regisseur Kevin Lewis en acteur Cage ermee aan de haal gegaan.
Geen enkele andere acteur had deze rol zo geloofwaardig kunnen brengen.
En ja, Cage heeft het volgehouden om de film lang zijn rol zwijgend te spelen. Hij ís de film. Geen enkele andere acteur had deze rol zo geloofwaardig kunnen brengen. Willy’s Wonderland is zich nu snel aan het ontwikkelen als cultklassieker, een van mijn vrienden tipte mij al over de reeds verschenen comic.
Als je houdt van ironische horrorfilms zoals Evil Dead, dan is Willy’s Wonderland een schot in de roos. Ik bedoel, dit is een film waarin Cage eigenhandig robotpoppen sloopt. Tussendoor staat hij achter de flippermachine zijn record te verbreken, malle dansjes uit te voeren en die blikjes frisdrank naar binnen te gieten. Hoe is dit niet fenomenaal? Na afloop loopt hij kalmpjes het restaurant uit, alsof hij een hele normale nacht heeft beleefd. In het geval van Cage ben ik absoluut bereid om dat te geloven.
Regie: Kevin Lewis. Met: Nicolas Cage en Emily Tosta