Er zijn films die ik nog nooit heb gezien, maar mij toch zijn bijgebleven. Hoe? Door de hoes. Zo zag ik jaren geleden de film Alligator in de videotheek liggen. Op de voorkant stond in groene, scheve letters de titel afgedrukt, daaronder keek de monsterlijke alligator de camera in. De bek halfopen, alsof hij op het punt stond de fotograaf aan te vallen. Nog beter was de achterkant, waarop de alligator een slachtoffer half had verorberd. Toen al las ik de boeken van Paul van Loon, dus reken maar dat ik rode wangen kreeg van deze hoes. Maar ja, ik was alsnog te jong om hem te kijken.
Vorige week kwam ik deze film toevallig weer tegen. Niet in een videotheek, maar Concerto in Amsterdam. Reken maar dat ik Alligator heb gekocht. Meer uit gevoelens voor nostalgie trouwens. Want even eerlijk, een horrorfilm over een alligator die rondzwemt in het riool, en door het eten van genetisch gemanipuleerde hondjes tot reusachtige proporties is gegroeid? Hoe goed kan zo’n film nou echt zijn?
Alligator opent met een krokodillenshow met bijna fatale afloopt, al blijft het publiek in de waan dat het bloederige ongeluk er gewoon bijhoort. Een meisje mag van haar ouders nadien een baby-krokodilletje uitkiezen als huisdier. Thuis krijgt haar vader genoeg van het onzinnelijke beestje en spoelt hem door de wc. Zo komt het krokodilletje terecht tussen het rioleringsafval. En de eerder genoemde genetische rotzooi.
Net als Steven Spielberg deed in Jaws, waakt regisseur Lewis Teague ervoor de moordzuchtige alligator meteen vol in beeld te brengen. Nee, eerst worden half opgegeten lichamen door de stad gevonden. Agent David (Robert Forster) vermoedt dat een seriemoordenaar aan het werk is, tot hij tegenover de alligator komt te staan. Natuurlijk wordt hij niet gelooft. Maar dan breekt de alligator uit zijn veilige haven en barst de hel pas echt los.
Met Alligator ben ik op een verrassende titel gestuit.
Het is niet het meest realistische verhaal dat je je kan bedenken, Teague neemt het allemaal bloedserieus. Hij had voor het gemakzuchtige pad van geldklopperij kunnen kiezen, Alligator gaat verder dan dat. Natuurlijk is het monster een pop. Maar wel eentje die overtuigend zijn slachtoffers naar binnen werkt, door het riooldeksel naar buiten knalt, of komt opdagen op een bruiloft en de helft van de gasten als snack weghapt. Het moet een gevaarte zijn geweest op de set. Als ik ‘s nachts zo’n griezel op straat tegenkom maak ik hoe dan ook een flinke omweg.
Het helpt ook dat de personages iets van een achtergrond hebben en zo meer worden dan bordkartonnen types die puur als krokodillenvoer dienen. Niet dat iedereen een doorleefde gevoelswereld heeft, toch ga je met ze meeleven. Er is zowaar ruimte voor romantiek tussen David en reptielen-expert Marissa (Robin Riker). Niet dat het per se zo serieus genoemen hoeft te worden, het laat zien dat Teague moeite doet om echt iets van deze horror te maken.
Met Alligator ben ik op een verrassende titel gestuit. Het is geen meesterwerk, maar wel verdomde genietbaar. Waar nostalgische gevoelens al niet goed voor kunnen zijn.
Regie: Lewis Teague. Met: Robert Forster en Robin Riker