In de jaren zeventig komen er twee opvallende films uit in de bioscopen: El Topo in 1970 en The Holy Mountain in 1973. Beide films komen uit handen van de Chileense regisseur Alejandro Jodorowsky, die ook de hoofdrollen op zich neemt. Het grote publiek blijft weg, nachtbezoekers laten zich met plezier bedwelmen door Jodorowsky’s psychedelische avonturen. Zowel hij als zijn beginnende oeuvre bouwen een stevige cultreputatie op. Voor zijn volgende project mag Jodorowsky alles maken wat hij wil. Van een goede vriend heeft hij gehoord over het lijvige sciencefictionboek Dune.
Jodorowsky heeft het boek nog nooit gelezen, maar besluit dat hij dit boek wil verfilmen. Zijn Dune moet niet zomaar een adaptatie worden. Het moet de beste film ooit worden, een cinematische trip die moet dienen als hallucinogene ervaring. Vol goede moed omringd hij zich met “spirituele vechters”, die alleen geïnteresseerd zijn in kunst. Jodorowsky betrekt artistiekelingen als Dan O’Bannon en H.R. Giger bij het megalomane project en zet het verhaal van Herbert helemaal naar zijn hand.
De voorbereidingen verlopen goed. Alle foto’s, schetsen en illustraties worden in een dik boek verzameld, waar Jodorowsky en producer Michel Seydoux de studio’s mee aflopen. Daar komen ze een pijnlijk obstakel tegen. De investeerders vinden het project prachtig, het is ook veel te duur. Daarbij durft niemand de eigenzinnige Chileen als regisseur te accepteren. En zo moet Jodorowsky zijn gedroomde Dune noodgedwongen loslaten.
Jodorowsky’s Dune laat een man zien die zichzelf wel erg serieus neemt als kunstenaar. De regisseur ziet zich als de profeet die de rest van het team over het verlichte pad leidt. Baantjesjagers krijgen de wind van voren, iedereen moet naar Frankrijk verhuizen om de samenwerking gemakkelijker te maken. Hij deinst er evenmin voor terug om de muzikanten van Pink Floyd uit te kafferen, omdat zij hamburgers zitten te eten tijdens hun ontmoeting.
Jodorowsky mag dan verantwoordelijk zijn geweest voor de nachtcinema, ook hij is afhankelijk van kapitaal.
Het ergste vind ik Jodorowsky’s zet om zijn zoon Brontis te casten voor de rol van Paul Atreidis. Het piepjonge kereltje moet vechtsporten leren, zich helemaal inleven in de door zijn vader opgelegde rol. Achteraf heeft Jodorowsky spijt van de behandeling. Maar hé, hij was kunst aan het maken, verdorie! Hij zou zijn arm hebben afgehakt om Dune te kunnen maken. Goed dat je zo voor je kunst staat, hoe je kinderen er alsjeblieft buiten.
Iedereen is het erover eens dat de Dune van Jodorowsky het meesterwerk is dat nooit werd gemaakt. Het zou nog beter zijn dan 2001: A Space Odyssee, een revolutie betekenen voor het medium. Er wordt zelfs beweert dat de storyboards van deze Dune storyboards inspireerden tot films als Star Wars. Ik vind dat gezocht. Tenzij er in Hollywood zo slordig wordt omgegaan met origineel materiaal.
Het mooiste vind ik de scène waarin de Chileense regisseur afgeeft op geld. Want daar draaide het uiteindelijk om: het werd te duur. Jodorowsky haalt een flinke stapel biljetten uit zijn zak, houdt er een korte tirade over, en stopt de biljetten weer terug. Ik vind dat gebaar ergens erg komisch. Of in ieder geval ironisch. Jodorowsky mag dan verantwoordelijk zijn geweest voor de nachtcinema, ook hij is afhankelijk van kapitaal.
Regie: Frank Pavich