Als iets geld oplevert, moet daar natuurlijk meer van komen. Dus toen New Kids: Turbo zich als commercieel succes had bewezen, kwam het vervolg New Kids: Nitro. Maar makers Flip van der Kuil en Steffen Haars wilden niet zomaar een vervolg maken. Hun botte komedie opent met de vertoning van New Kids in de bioscoop. Twee bioscoopbezoekers bioscoopbezoekers zoeken hun plaatsen op, roken een joint en lachen luidkeels om de grappen. In de openingsscène van de vertoonde film geeft een bijdehande kijker commentaar op de verwikkelingen, tot hij per ongeluk wordt doodgeschoten.
Welkom in een komedie die zijn critici op de hak neemt, zichzelf op de hak neemt, en ook nog eens de tijd vindt voor een geschift zombieverhaal. En dat alles in een speeltijd van nog geen anderhalf uur. De groep hangjongeren uit het voorgaande deel slijten hun dagen bij Richard Batsbak, hun rust wordt verstoord door onruststokers uit Schijndel. Met name de opgefokte Dave is een bloedirritante plaaggeest.
Tegelijkertijd worstelt Friesland met een ander probleem: zombies. Of, om Richard te citeren: “da’s een vampier!” Hoewel het zombieverhaal totaal contrastreert met de Schijndelruzie, komt het nergens gekunsteld over. Het past wel in het absurde universum van New Kids, waarin alles mogelijk is. Sterker nog, zodra de hoofdpersonages op pad gaan om zombies af te knallen, kiezen de makers ook voor een andere filmstijl. Dat dit geen moment afleidt, is erg knap.
New Kids: Nitro bevat dezelfde grofgebekte dialogen en absurde situaties, maar is in alles net even strakker dan Turbo.
Friesland zelf was trouwens niet erg te spreken over de zombielocatie. Waarom moesten het nou weer Friesland zijn? Flauwe reactie, van der Kuil en Haarsen nemen namelijk iedereen in de zeik. En gaan gerust de grenzen van smaak over. Dat gebeurde al in deel één, deel twee gaat nog wat verder. Zo is er nog een treingrap die wel héél erg tegen het ongemakkelijke aanschuurt. Het geeft deze komedie een lekkere “maar kán dit wel” randje.
New Kids: Nitro bevat dezelfde grofgebekte dialogen en absurde situaties, maar is in alles net even strakker dan Turbo. Alsof van der Kuil en Haars wat meer tempo willen, de grappendichtheid willen verhogen. Als gevolg is dit deel scherper. En er zit een verhoogde mate van onvoorspelbaarheid in. Je weet nooit wat de volgende scène gaat brengen, wat voor krankjorum idee de makers nu weer hebben bedacht. Blijf trouwens ook tijdens en na de eindcredits kijken. Dit is zo’n film waarbij de bloopers en outtakes zeer de moeite waard zijn.