De Coens hebben niet altijd gouden vingers. Toen ze The Hudsucker Proxy loslieten op het bioscooppubliek, was de reactie nogal lauw. Te veel stijl, weinig inhoud. De film kan inderdaad als een pastische worden beschouwd op de screwballkomedie, en de Coens staan erom bekend hun werk sterk te stileren. Maar om nou te zeggen dat The Hudsucker Proxy weinig inhoud kent…? Het gaat om de sullige Norville Barnes (briljante rol van Tim Robbins!) die, door toeval, terechtkomt in de postkamer van Hudsucker Industries. De baas heeft zichzelf net uit het raam gegooid, de aandeelhouders zijn op zoek naar een listige manier om het maximale kapitaal uit het bedrijf te halen.
Door Norville aan de top te plaatsen zullen de andere aandeelhouders wegrennen. En kunnen zij van het bedrijf opnieuw een succes maken. Of zoiets. Maar journaliste Amy Archer (Jennifer Jason Leigh) vertrouwt de aanstelling van Norville niet. Ze gaat op onderzoek uit. Intussen blijkt Norville een geniaal concept te hebben bedacht: een cirkel. De Coens rekken deze grap tot in het absurde, tot duidelijk wordt wat Norville nou precies in gedachte heeft. De cirkel, zo blijkt, is een belangrijk motief in deze titel.
De Coens hebben het weer voor elkaar gekregen een maf plot in elkaar te knutselen. Zo eentje waarvan je achteraf denkt “waar was al dit gedoe eigenlijk voor nodig?” Precies daarom vind ik deze film hem zo onweerstaanbaar geestig. De maffe plot is slechts een excuus voor visuele grappen in de stijl van Raising Arizona. Al nemen de Coens met deze titel wat gas terug. Er zijn meer statische, strakke shots in plaats van de hysterie die Raising Arizona kenmerkt. En Robbins is als acteur meer bedaard dan Nicolas Cage.
De maffe plot is slechts een excuus voor visuele grappen in de stijl van Raising Arizona.
The Hudsucker Proxy is nog het best te omschrijven als een hele vette knipoog naar de Amerikaanse droom. Of naar het Kerstsprookje. Alles wat belachelijk kan worden gemaakt over ambities, grootse dromen en bureaucratie, wordt belachelijk gemaakt. Als in de postkamer wordt geroepen dat er een “blauwe envelop” is gearriveerd, raakt iedereen in paniek. Want die envelop moet naar de hoogste baas worden gebracht. Reken maar dat de Coens meesmuilend toekijken terwijl Norville is gedwongen de envelop te bezorgen.
Ik kan mij goed voorstellen dat lang niet iedereen deze titel kan waarderen. Je kan erover discussieren of het tot de beste films van de Coens behoort. Maar ik vind hem nog steeds erg grappig. Robbins en Leigh hebben chemie, Paul Newman heeft de grootste lol om de grootste filmeikel neer te zetten. En: hoe sterk de stijl ook domineert, er zit wel degelijk nog iets onder het oppervlakte.
Een gedachte over “The Hudsucker Proxy”