Ik kan een rariteitenkabinet absoluut waarderen. Vandaar dat ik hooggespannen verwachtingen had bij The Happiness of the Katakuris, een horrorkomediemusical geregisseerd door Takashi Miike. Het gaat over een gezin dat een soort herberg runt in de bossen en smachtend uitkijkt naar de eerste gasten. Als die arriveren sterven ze stuk voor stuk een al dan niet genante dood. De film begint met een kleianimatie, ondersteund door vrolijke orgelmuziek. Een soort kruising tussen een insect en een elf valt in de soep van een vrouw, het wezentje trekt haar tong eruit, vliegt weg, wordt opgegeten door een kraai, barst uit een ei barst en wordt weer door een kraai opgepikt om te eindigen bij de familie Katakuris.
En nee, dit heeft helemaal niets met het verhaal te maken.
The Happiness of the Katakuris is inderdaad bizar. Maar het oogt ook ongemakkelijk. De film is digitaal gerestaureerd, met als onbedoeld gevolg dat het er als een goedkope tvfilm uitziet. Alles is nu zo scherp dat elk detail opvalt. Dus ook de neppe effecten en matte belichting. Het is natuurlijk flauw een film puur af te rekenen op technische zaken waar het eigenlijk niets aan kan doen. Het zijn echter niet mijn enige minpunten.
De markante personages die op komen dagen zetten hun excentriciteiten nog vetter aan. Overacteren kan leuk zijn, hier krijgt het al snel een geforceerd karakter. Als ze plotseling gaan dansen of zingen wordt het ofwel ergerlijk hysterisch, ofwel erg flauw. Sowieso zijn de grappen nogal makkelijk. Ik heb niets tegen platte humor, hier wordt het banale aspect wel erg benadrukt. Zo komt er een sumoworstelaar langs die zijn liefje verplettert tijdens de liefdesdaad, en is er een marinier met maagkrampen die scheten laat.
Opvallend genoeg zijn de kleianimaties wel amusant.
Opvallend genoeg zijn de kleianimaties wel amusant. Misschien omdat de cartooneske toon van de film zo veel beter tot zijn recht komt. Tijdens het waanzinnige eind verandert iedereen in kleipoppetjes en worden ze meegesleurd door een lavastroom. Kijk, dat ziet er al een stuk beter uit. Geen acteerprestaties die worden uitvergroot, maar kleipoppetjes die elke kant kunnen ombuigen. Dan klopt het. Maar ja, dan zijn er nog een paar minuten over.
Ik denk dat als Miike puur klei zou hebben gebruikt, The Happiness of the Katakuris een betere film zou zijn geweest. Kapot klei (of rood gekleurd klei, ook prima) ziet er hoe dan ook een stuk overtuigender uit dan de makeup die de acteurs opgesmeerd krijgen. Nu vind ik het eerder een mislukte poging om te testen hoe flexibel genregrenzen zijn.
Takashi Miike/Kenji Sawada en Keiko Matsuzaka