Hij kan gerust een nationale legende worden genoemd: André Hazes. In Bloed, Zweet & Tranen wekt acteur Martijn Fischer hem op magistrale wijze tot leven. Regisseur Diederick Koopal gaat van heden naar verleden en weer terug om zo het tragische leven van ‘s Nederlands bekendste smartlapzanger te presenteren. Koopal concentreert zich op Hazes’ zelfdestructieve pad, zijn opkomst als zanger en zijn kinderjaren. Het begint op de Albert Cuypmarkt, waar een jonge André onder lichte dwang van zijn hardhandige vader moet zingen. Vader gaat met de pet rond en trakteert zichzelf en zijn zoon op een biertje.
Als André ontdekt wordt door John Kraaijkamp mag hij een plaatje opnemen, en is de piepjonge zanger voor even beroemd. Zijn definitieve doorbraak beleeft hij jaren later, onder het streng toeziend oog van producent Tim Griek. Het fenomeen Hazes, wat gepaard gaat met flink wat alcohol en later doofheid, is geboren.
In Bloed, Zweet & Tranen is er maar één acteur die er echt toe doet. En de film op zijn schouders draagt: Martijn Fischer. Hij had gemakkelijk een karikatuur van Hazes kunnen maken, zoals Daniël Boissevain met Herman Brood deed in Wild Romance. Ik heb Hazes dan nooit live mogen aanschouwen, ik geloof direct dat Fischer de zanger (bijna) perfect speelt. Dankzij de musical Hij Gelooft In Mij heeft hij de nodige Hazeservaring kunnen opbouwen, voor de film is de acteur goed in zijn rol gebleven. De doorrookte stem, zijn maniertjes, ja zelfs de snik in zijn stem heeft hij zich eigen gemaakt. Alles aan Fischer ademt Hazes uit. Ook de kwetsbare momenten (plankenkoorts, de gebrouilleerde relatie met zijn vader) verwerkt hij in zijn vertolking, zodat we echt de persoon Hazes te zien krijgen.
koopal heeft de echte hazes eerder geregisseerd voor een reclamespotje
En dat is precies wat ik zo goed vind aan Bloed, Zweet & Tranen. Het gaat niet alleen om de drinker, de opvliegende echtgenoot of vader, de man die een relatie kreeg met een meisje van vijftien. Dit gaat om een Amsterdammer met een gruwelijke jeugd die zich een weg omhoog heeft gewerkt. Koopal en Fischer imiteren niet klakkeloos de roddelbladen. Op die manier ontstaat een gelaagd portret van een gekwelde zanger met robuuste stem, wiens demonen hem zelden met rust laten. Een persoon die een last kon zijn voor zijn omgeving (hij drijft Tim en Rachel tot wanhoop) maar tegelijkertijd ook liefhebbend en warm was, met veel gevoel voor humor. Als achteraf nog archiefbeelden worden vertoond van Hazes’ begrafenis, begrijp ik heel goed dat voor het publiek een legende was gestorven.
Diederick Koopal/Martijn Fischer en Hadewych Minis