Een poedelnaakte vrouw (Mathilda May) loopt door de verlaten gangen van een ruimteonderzoekscentrum. De beveiliging kijkt haar met open mond na. De verbijstering slaat om in doodsangst als blijkt dat ze “energie” nodig heeft. En de beveiligers zijn een lekker hapje. Het voegt helemaal niks toe aan de spanning en mij bekruipt het gevoel dat de makers een makkelijk excuus zochten voor vrouwelijk naakt. En nu ik deze scène zo beschrijf besef ik dat het vrij ambigue is uit wat voor soort film het kan komen. De scène is te bewonderen in Lifeforce van Tobe Hooper. Het is een sciencefictionhorror waarin ruimteschip de Churchill op aarde terugkeert met een onaangename verrassing. De hele binnenkant is uitgebrand, slechts drie lichamen zijn intact gebleven. Twee mannen, één vrouw, keurig geconserveerd in glazen bakken.
Wanneer de lichamen onderzocht worden, komt de vrouw plotseling tot leven. Wat blijkt? Het zijn vampiers. En ze hebben levensenergie nodig. Om dat voor elkaar te krijgen, verspreiden ze een monsterlijke infectie onder de aardbewoners.
Al in het begin valt mij op hoe Lifeforce afwijkt van Hoopers slasherklassieker The Texas Chainsaw Massacre. De camera is nu op een statief gezet waardoor alle shots statisch zijn opgenomen. En in plaats van het realisme van The Texas Chainsaw Massacre heeft deze film een meer cartooneske uitstraling. Felle kleuren, erg veel special effects, en een plot dat op het fantastische drijft. Ik hou wel van bizarre verhalen, Hooper komt bijna op potsierlijk terrein terecht. Vampierwezens die in een ruimteschip worden ontdekt, oké. Dat ze op aarde op zoek gaan naar energie, prima. Dat ze een bedreiging vormen voor de mensheid, ook daar kan ik mij in vinden. Maar dat één van de personages een “mentale link” heeft met de vrouw en kennelijk onder hypnose kan aangeven waar ze rondloopt, is een tikje vergezocht. En dat is niet eens de meest krankzinnige plotwending. Het verbaast mij niet dat Lifeforce kon rekenen op pittige kritieken en flopte in de bioscopen.
Dat Lifeforce alsnog een vermakelijke film is met toffe momenten (lijken die als zand verkruimelen, de aanwezigheid van Patrick Stewart) komt vooral door de schwung die Hooper het geeft. Hoe belachelijk de plot ook wordt en hoeveel gaten er ook in vallen, hij benadert het verhaal bloedserieus. Net als de cast die zich met zichtbaar plezier op de materie werpt. Zolang je de film zelf niet zo serieus neemt, is dit een heerlijke pulpfilm.
Tobe Hooper/Steve Railsback en Mathilda May